dr. R. (Roel) J. van der Veen (1957), in dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, is in 2009 benoemd tot bijzonder hoogleraar Geschiedenis en theorie van de internationale betrekkingen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel is ingesteld vanwege het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken (NGIZ). Roel van der Veen volgde Bart Tromp op, die in 2007 overleed. De aanstelling van professor Van der Veen is in 2014 met vijf jaar verlengd, en in 2019 opnieuw (dus tot 2024).
Roel van der Veen studeerde, na een studiejaar in de Verenigde Staten, geschiedenis (cum laude), medicijnen en filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1988 trad hij in dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waar hij verschillende functies bekleedde, die meestal met de Nederlandse relaties met Afrika of Azië te maken hadden. Ook werkte hij bij de stafeenheid Strategische Beleidsplanning, was hij secretaris van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael. Van 2007 tot 2017 was hij de wetenschappelijk raadadviseur van het ministerie. Sindsdien is hij hoofd van de politieke afdeling op de Nederlandse ambassade in Jakarta, Indonesië (waar hij in de jaren negentig ook al drie jaar werkzaam was).
Roel van der Veen heeft zijn beleidswerk voor het ministerie van Buitenlandse Zaken altijd gecombineerd met wetenschappelijk werk. In 2004 promoveerde hij in de geschiedenis op de desintegratie van staten in Afrika (1957-2003). Zijn wetenschappelijke belangstelling heeft vaak te maken met de politiek, geschiedenis en ontwikkeling van Afrika en Azië, alsmede de Nederlandse betrekkingen met landen op die continenten. Hij neemt staten en de elites die deze staten leiden tot uitgangspunt van zijn analyse. Deze staten in Afrika en Azië zijn het product van de verbinding tussen de binnenlandse ontwikkelingen en de internationale omgeving. Zij zijn de belangrijkste schakel tussen binnen- en buitenland, en bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingen op politiek, economisch, sociaal en cultureel terrein. Omgekeerd worden zij weer door die ontwikkelingen gevormd. In 2002 publiceerde Van der Veen zijn boek Afrika van de Koude Oorlog naar de 21ste eeuw dat langs deze weg wil verklaren waarom de leefomstandigheden op dat continent in de afgelopen decennia niet of nauwelijks zijn verbeterd. Het boek kreeg vertalingen in het Engels, Frans, Chinees en Zweeds. In 2010 kwam de tegenhanger van dit werk uit: het boek over de grotendeels succesvolle ontwikkeling van Aziatische landen: Waarom Azië rijk en machtig wordt.
Van der Veen stelt in zijn colleges de interactie tussen de Westerse en niet-Westerse wereld centraal. Wat betekenden deze relaties voor de ontwikkeling van de Aziatische en Afrikaanse landen? Wat is het verband tussen internationale betrekkingen en modernisering? Waarom kunnen de gevolgen van de contacten zo uiteenlopen? In hoeverre bepalen internationale contacten de levens van miljoenen mensen in Azië en Afrika en wat heeft dat weer voor gevolgen voor de internationale machtsverhoudingen? Hoe zal de opkomst van Azië het internationaal bestel beïnvloeden en hoe zal Afrika, met zijn nog grotendeels uitblijvende modernisering, daarin passen?
Met zijn tweede plaatsing op de ambassade in Jakarta hebben Indonesië en de Nederlandse historische relatie met dat land uiteraard meer aandacht gekregen. Daarnaast hebben de internationale duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) zijn belangstelling, alsmede de relatie tussen wetenschap en politiek (beleidsontwikkeling), een relatie die hij nu al dertig jaar vanuit zijn eigen werkzaamheden heeft kunnen bestuderen. Al deze onderwerpen kunnen in zijn colleges aan de orde komen.
In 2019-2020 is hij betrokken bij het ‘Kernvak Geschiedenis Internationale Betrekkingen’ en het masterkeuzevak ‘Internationaal activisme en diplomatie tegen klimaatverandering en milieuafbraak sinds 1968’ (samen met Ruud van Dijk). Hij staat open voor het geven van adviezen voor scripties, maar kan ze wegens zijn werk voor het ministerie niet begeleiden. Wel kan hij als tweede lezer optreden.