Bij het onderzoek zijn gebouwen, waterputten, greppels en kuilen gevonden uit de vroege en de volle middeleeuwen, de periode tussen 700 en 1100. Die sporen bevinden zich even ten westen van het huidige dorp Oerle op een plaats waar tot voor kort helemaal geen gebouwen stonden. De oudste sporen bestaan uit een diep ingegraven waterput gemaakt uit een uitgeholde stam van een grote eik. Door dendrochronologisch onderzoek is vastgesteld dat de eikenboom is gekapt in de zomer van 698. Bij de waterput stond een boerderij, maar deze is nog niet teruggevonden. Twee waterputten dateren uit de tijd van Karel de Grote rond 800. Ook bij deze putten zijn geen boerderijen gevonden. In de periode tussen ca. 900 en 1100 was het terrein intensief in gebruik. Daarvan getuigen zeven waterputten en drie grote gebouwen.
Uit de 12 e of 13 e eeuw zijn geen sporen van bewoning gevonden. Misschien lag die bewoning buiten het gedeelte wat tot nu toe is opgegraven, of was deze verplaatst naar de huidige dorpskern. Onder het moderne Gerard Vekemansplein en de moderne kerk lag namelijk een opvallend ensemble: een gracht in de vorm van een grote 8. In één lus lag de middeleeuwse kerk, in de andere lag de woning van een adellijke familie Van Oerle. Daarvan weten we wat meer uit de geschreven bronnen.
De bewoners van deze middeleeuwse voorloper van Oerle waren in eerste instantie boer, zoals bijna iedereen in de middeleeuwen. Eén andere activiteit speelde zeker ook een belangrijke rol: het maken van ijzer. Een van de waterputten was dichtgegooid met wel 150 kilo ijzerslak!
De Oerlese boeren leefden eenvoudig, niets wijst op enige welstand. Veel van de huisraad is bovendien niet bewaard gebleven. Houten voorwerpen verdwenen in het haardvuur. Metalen voorwerpen zijn ook zeldzaam. Men recyclede natuurlijk alles zo veel mogelijk, en wat toch in de bodem belandde bleef in de Brabantse zandgronden slecht bewaard. Toch zijn resten van een mes, een pijlpunt en een deel van een slot bewaard gebleven. Inbraak en diefstal was ook in de middeleeuwen geen onbekend verschijnsel. Scherven van potten voor koken en opslag zijn wel betrekkelijk veel gevonden. De potten maakte men niet zelf. De meeste keramiek werd aangevoerd uit België, waar in de streek tussen Namen en Luik veel pottenbakkerijen lagen, of uit het zuiden van Limburg. Uit Limburg is een vrijwel compleet klein potje afkomstig, misschien een speelgoedje.