In 1980 werd in de zuidwest hoek van het stadsgebied van Satricum een begraafplaats ontdekt bestaande uit tenminste 200 graven. In tegenstelling tot de rijke tumulus-graven van de Noordwest necropolis betrof het hier eenvoudige, rechthoekige en in de maagdelijke grond uitgegraven graven waarin de dode in uitgestrekte positie in een houten kist was neergelegd. Sommige graven hadden bankjes aan weerszijden en enkele ook nisjes (loculi) in de wand, beide bestemd voor de grafgiften. Een derde grafvariant vertoonde rechthoekige verdiepingen in de vier hoeken van de bodem van het graf. Hierin werden de poten van de kist geplaatst. De grafgiften bestonden voornamelijk uit eenvoudig aardewerk en en in sommige gevallen een wapen of een fibula. Onder de graven bevond zich ook een dertigtal kindergraven waarvan enkele tot de rijkste graven in het grafveld behoren. Behalve aardewerk bevatten de kindergraven vaak loden miniatuurwapens waaronder een loden bijltje met een inscriptie in een niet-Latijnse taal die als Volskisch is geïdentificeerd. De skeletten bleken zeer slecht bewaard waardoor het geslacht nauwelijks kon worden vastgesteld. Onderzoek van de tanden heeft aangetoond dat de meeste skeletten jonge volwassenen waren en dat de gemeenschap er waarschijnlijk een dieet met weinig carbohydraten op na hield. De clustering van sommige graven wijst mogelijk op familiegroepen. Het grafveld kan op basis van het aardewerk in de vijfde eeuw worden gedateerd en vindt directe parallellen in begravingen op de Poggio dei Cavallari, en op de akropolis van Satricum. Het grafveld is toegeschreven aan de Volsken, een inheemse bevolkingsgroep die volgens de antieke geschiedschrijvers in 488 v.Chr. de stad Satricum innam.