(1984; 1996-97; 2003-2007)
In 1984 werd door het Nederlands Instituut te Rome een noodopgraving uitgevoerd op de Poggio dei Cavallari, een terrein in het lager gelegen gedeelte van de antieke stad, ten noord-westen van de akropolis. De opgraving resulteerde in de resten van een monumentale weg uit de Archaïsche tijd en die van een Romeinse villa. In 1996 en 1997 en vanaf 2003 tot heden werd het onderzoek in dit gedeelte van de antieke stad voortgezet door de Universiteit van Amsterdam. Tijdens dit onderzoek werd ca. 400 meter van de weg in kaart gebracht en werden tevens enkele zijwegen ontdekt. Het wegenstelsel vertoont ten minste drie verschillende bouwfasen. De oudste fase dateert waarschijnlijk uit het begin van de zesde eeuw v.Chr. en maakt gebruik van de vele geulen in het terrein. Deze vroegste fase werd in de laat-zesde eeuw opgehoogd en gemonumentaliseerd: tussen twee parallel lopnde muren van rechthoekige tufblokken (2 tot 3 steens hoog), op onderlinge afstand van 5 tot 6 meter, werd een dik opvulpakket gestort waarop een plaveisel werd aangelegd. Waarschijnlijk aan het begin van de vijfde eeuw werd het wegenstelsel gerestaureerd en opnieuw opgehoogd. Langs de hoofdweg stonden oorspronkelijk grote gebouwen met fundamenten van rechthoekige blokken tufsteen. Delen van deze gebouwen zijn de laatste jaren aan het licht gekomen. Zowel ten noorden van de hoofdweg als in de weg zelf zijn graven uit de 5de eeuw v. Chr. gevonden die toegeschreven zijn aan de Volskische bewoners van het vijfde eeuwse Satricum. De graven komen qua graftype en qua karakter van de bijgiften overeen met de graven van de Zuid-West necropolis en die op de akropolis.
Onderzoek M. Gnade
De in 1984 deels opgegraven Romeinse villa werd gebouwd in de 1e eeuw na Chr., en bleef in elk geval tot in de 4e eeuw n.Chr. in gebruik. De villa bestaat uit een pars rustica en een pars urbana die van elkaar gescheiden worden door een open hof. In de pars urbana bevindt zich een thermencomplex. De vele mozaïek- en marmerfragmenten in de overige vertrekken wijzen op een rijke aankleding van het interieur. De pars rustica is slechts ten dele opgegraven en vooralsnog kan hier alleen een persruimte voor druiven gereconstrueerd worden. Stallen, dorsvloeren en opslagruimtes behoren waarschijnlijk tot het nog niet opgegraven deel van de villa. Onder de open hof is een cisterne aangetroffen, waarin een kleine 100.000 liter water kon worden opgeslagen.
Onderzoek R. Raaymakers