Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Zowel de waardering van bedrijven voor het Nederlandse ondernemingsklimaat als de internationale concurrentiepositie van Nederland vertonen een dalende trend. Het Nederlandse ondernemingsklimaat scoort volgens bedrijven nog net een voldoende: bedrijven waarderen het ondernemingsklimaat gemiddeld met een 6,0. De belangrijkste knelpunten zijn de energie-infrastructuur, het belastingklimaat, faciliterende wetgeving, en de voorspelbaarheid van overheidsbeleid. Nederland blijft aansluiting houden bij de internationale kopgroep qua concurrentiekracht en innovatievermogen, maar ook hier is een dalende trend zichtbaar. Alle bevindingen zijn te lezen in de Monitor Ondernemingsklimaat 2024. Het onderzoek is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek en het Amsterdam Centre for Business Innovation (ACBI) van de UvA, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

‘Het is voor het tweede jaar op rij dat de waardering voor het ondernemingsklimaat daalt, na een gemiddelde van 6,7 in 2022 en 6,4 in 2023’, vertelt Henk Volberda, hoogleraar Strategie & Innovatie en directeur van het ACBI. ‘De opvallendste dalingen zijn te zien in de waardering van de energie-infrastructuur, het belastingklimaat en de faciliterende wetgeving. Maar ook de waardering van de aanwezigheid van talent neemt af.’ Dit jaar werd het bedrijfsleven voor het eerst bevraagd op hun waardering van de stabiliteit en voorspelbaarheid van overheidsbeleid. ‘Dat is direct de laagst scorende van alle veertien dimensies in ons onderzoek’, aldus Volberda.

Het bedrijfsleven geeft het Nederlandse ondernemingsklimaat gemiddeld een 6,0. Bron: de Nederlandse Innovatie Monitor 2023-2024, bewerking door SEO Economisch Onderzoek en ACBI.
Het bedrijfsleven geeft het Nederlandse ondernemingsklimaat gemiddeld een 6,0. Bron: de Nederlandse Innovatie Monitor 2023-2024, bewerking door SEO Economisch Onderzoek en ACBI.

De belangrijkste bevindingen:

  1. Bedrijven waarderen het Nederlandse ondernemingsklimaat gemiddeld met een 6,0.
  2. Vooral de waardering van de energie-infrastructuur, aanwezigheid talent, belastingklimaat en faciliterende wetgeving daalt.
  3. Faciliterende wetgeving en de voorspelbaarheid van overheidsbeleid vormen de belangrijkste verbeterpunten voor het Nederlandse ondernemingsklimaat.
  4. Eén op de vijf bedrijven overweegt verplaatsing van activiteiten naar het buitenland; voor internationale ondernemingen is dat zelfs één op de drie.
  5. Nederland behoort tot de wereldtop, maar vertoont een dalende trend de afgelopen jaren.
  6. Nederland verliest mondiaal terrein, maar behoudt binnen een groep van elf referentielanden vaker positie.

Volberda: ‘De arbeidsmarkt is historisch krap, regeldrukkosten voor bedrijven nemen elk jaar aantoonbaar toe en netcongestie belemmert grote delen van het land. Dit heeft zeer waarschijnlijk geleid tot de lagere waardering van bedrijven voor de aanwezigheid van talent, faciliterende wetgeving en energie-infrastructuur. Tegelijkertijd zijn er gelukkig ook positieve uitkomsten. Zo blijven Schiphol en Rotterdam belangrijke knooppunten, is de digitale connectiviteit sterk verbeterd en is de brede welvaart in de afgelopen vijf jaar duidelijk toegenomen.’

Over de Monitor Ondernemingsklimaat

De Monitor Ondernemingsklimaat is in 2023 in opdracht van het ministerie van EZ ontwikkeld door SEO en het ACBI. De monitor biedt periodiek een evenwichtig en actueel overzicht van de mogelijkheden en knelpunten voor bedrijven om succesvol te ondernemen in Nederland en bij te dragen aan economische groei en duurzame welvaart. De monitor onderzoekt het ondernemingsklimaat aan de hand van veertien dimensies, waarbij de waardering door bedrijven (micro), internationale ranglijsten (macro) en feitelijke indicatoren over actuele binnenlandse thema’s (meso) centraal staan. De primaire dataverzameling (bedrijvenenquête) voor deze monitor vond plaats tussen april en juni 2024, een periode die samenviel met het einde van de formatieperiode.