Archeologen onderzoeken jaarringen van eerste Australische reizen
29 oktober 2021
De Batavia, gebouwd tussen 1626-1628 in Amsterdam, verging in juni 1629 tijdens zijn eerste reis op Morning Reef bij Beacon Island (Houtman Abrolhos Archipel). Onderzoekers van Flinders University, Universiteit van Amsterdam en Universiteit van Kopenhagen laten zien dat het schip het toonbeeld van de Nederlands-Indische zeventiende-eeuwse scheepsbouw was.
‘Het gebruik van door wind aangedreven houtzagerijen werd tegen het midden van de 17e eeuw gemeengoed in de Nederlandse republiek, waardoor de Nederlanders ongekende aantallen zeeschepen konden produceren voor langeafstandsreizen en interregionale handel in Azië, maar hoe organiseerden zij de bevoorrading van zo'n intensieve scheepsbouwactiviteit? Het ontbrak de Republiek zeker aan eigen hout’, zegt archeoloog Wendy van Duivenvoorde van Flinders University.
Omdat de resten van het Batavia-schip in 1970 zijn opgegraven en tentoongesteld in het Western Australian Shipwrecks Museum in Fremantle, konden de archeologen en dendrochronologen monsters nemen van het scheepshout. De grondige bemonstering van het hout van de romp van Batavia biedt een stukje van de puzzel van de vroeg-Nederlandse 17e-eeuwse scheepsbouw en de wereldwijde zeevaart dat nog ontbrak.
In de 17e eeuw groeide de VOC uit tot de eerste multinationale handelsonderneming, die de aanzet gaf tot de opkomst van de effectenbeurs en het moderne kapitalisme. In deze eeuw werden op de VOC-scheepswerven in de Republiek der Nederlanden in totaal 706 schepen gebouwd, waarvan er 75 schipbreuk leden en 23 door vijandelijke troepen of piraten werden buitgemaakt. Er is echter weinig bekend over de houtsoorten die de Nederlanders in staat stelden hun zeeschepen te bouwen en de internationale handel te domineren ten opzichte van concurrenten in Frankrijk, Portugal en continentaal Europa.
‘Eikenhout was bij uitstek het materiaal voor de scheepsbouw in Noord- en West-Europa, en de zeevarende naties hadden moeite om voldoende aanvoer te garanderen om in hun behoeften te voorzien en hun steeds groter wordende vloten te onderhouden. Onze resultaten tonen aan dat de VOC in het begin van de 17e eeuw met succes het hoofd wist te bieden aan houttekorten door diversificatie van houtbronnen’, legt dendrochronoloog Marta Domínguez Delmás uit, VENI-onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam.
Aoife Daly van de Universiteit van Kopenhagen: ‘De voorkeur voor specifieke houtproducten uit geselecteerde regio's laat zien dat de keuze van het hout verre van willekeurig was. Onze resultaten illustreren de verscheidenheid aan houtbronnen die de scheepswerf van de VOC in Amsterdam in 1620 voorzag en tonen de zorgvuldige houtselectie en het vakmanschap van de bouwers. ‘Onze resultaten dragen bij aan de collectieve kennis over de Noord-Europese houthandel en illustreren de geografische omvang van de gebieden die in de 17e eeuw hout leverden voor de scheepsbouw in de Republiek der Nederlanden’, vult Van Duivenvoorde aan.