Opinie
8 april 2020
Door: Theresa Kuhn, Francesco Nicoli, Brian Burgoon en Frank Vandenbroucke*
Op 2 april heeft de Europese Commissie voorgesteld om tijdelijke steun te geven aan lidstaten die maatregelen nemen opdat mensen hun werk zouden behouden ondanks de zware economische terugval door de coronacrisis. Dit voorstel (SURE) rekent op solidariteit tussen de lidstaten en zet die in om banen te redden. De lidstaten zouden steun krijgen in de vorm van EU-leningen met gunstige rentevoeten. Ze kunnen die steun gebruiken voor tijdelijke werkloosheid, steun voor zelfstandigen die hun omzet verliezen, en allerlei maatregelen met hetzelfde effect.
Dit voorstel komt na weken van conflict tussen de noordelijke en zuidelijke lidstaten van de EU over de vraag of en onder welke voorwaarden landen in crisis hulp moeten krijgen van andere lidstaten. Italië en Spanje, de Europese landen die vooralsnog het hardst getroffen worden door de pandemie, roepen op tot Europese solidariteit. De bereidheid onder Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland om hun buurlanden te helpen was minder groot. Ze roepen het argument in van moral hazard – het toedekken of zelfs aanmoedigen van slecht beleid – alhoewel dit in de huidige context een betwist argument is. Een belangrijke reden voor de terughoudendheid van de Noord-Europese regeringen is wellicht dat ze bang zijn voor verzet onder hun eurosceptische stemmers. De Nederlandse regering voert dat verzet nu aan.
Ons onderzoek uit het najaar van 2018 wijst er echter op dat onze beleidsmakers zich geen zorgen hoeven te maken over dergelijk verzet: onder Europese burgers, inclusief de Nederlanders, is veel meer steun voor een gezamenlijke Europese reactie op werkloosheidsrisico’s dan onze regeringen mogelijk denken. Sterker, de Europese leiders beschikken over een duidelijk mandaat om genereuze steun te geven aan landen die in nood zijn ten gevolge van een sterke stijging van de werkloosheid. Dergelijke steun betekent dat de Europese Unie optreedt als een ‘herverzekeraar’ van de nationale stelsels van werkloosheidsuitkeringen. Daarbij moeten natuurlijk bepaalde voorwaarden gelden, en die voorwaarden zijn ook belangrijk voor de publieke steun.
In het najaar van 2018 hielden wij een representatieve enquête onder bijna 20.000 Europeanen uit 13 Europese lidstaten (waaronder zowel noordelijke als zuidelijke lidstaten) om erachter te komen hoe Europese burgers denken over een Europese herverzekering van de nationale werkloosheidsverzekeringen. Concreet betekent dit dat een Europees fonds budgettaire steun geeft aan landen in nood. Maar dit kan op verschillende manieren uitgewerkt worden. Wij vroegen de mening van onze respondenten over een hele reeks van concrete voorstellen, die op zes punten van elkaar verschilden. Hoe genereus moet deze steun zijn? Zijn er voorwaarden voor landen om van een dergelijke ‘herverzekering’ te kunnen genieten? Leidt dit plan tot hogere belastingen? Wordt het programma centraal uitgevoerd door de EU, of decentraal door de lidstaten? Kunnen landen meer van deze regeling ontvangen dan zij er voorheen aan hebben bijgedragen? Moeten individuele begunstigden van werkloosheidsbijstand actief zoeken naar werk?
De resultaten waren verrassend. De bevolking staat veel sterker en eensgezinder achter Europese solidariteit in het werkloosheidsbeleid dan wij hadden verwacht. Uit onze enquête komen met name drie belangrijke boodschappen naar voren. Ten eerste wordt het Europees delen van risico’s inzake werkloosheid door grote meerderheden in alle landen die we onderzochten gesteund. Slechts een klein deel van onze respondenten verzette zich fundamenteel tegen de idee zelf van dergelijke solidariteit. De meeste Europeanen vinden een bepaalde vorm van Europese solidariteit in dit domein interessant.
Ten tweede gaven respondenten de voorkeur aan ambitieuze voorstellen die een genereuze ondersteuning combineerden met heldere voorwaarden voor ontvangst van de steun: individuen moeten werk zoeken en aannemen en regeringen moeten werklozen scholing aanbieden.
Ten derde vinden we de diepe verdeeldheid tussen noordelijke en zuidelijke regeringen met betrekking tot Europese solidariteit niet terug in de publieke opinie. Sterker nog, Europese burgers, of ze nu uit het noorden of het zuiden komen, uit ‘oude’ of uit ‘nieuwe’ lidstaten, zijn verrassend eensgezind over wat voor Europese werkloosheidsverzekering zij zouden willen zien. Er is één opvallende uitzondering: burgers van rijkere landen vinden dat lidstaten, over een langere periode beschouwd, niet meer moeten krijgen dan wat ze hebben ingelegd (wat de organisatie van een onderlinge verzekering niet onmogelijk maakt, maar wel permanente herverdeling van rijk naar arm uitsluit), terwijl burgers van armere landen een daadwerkelijke herverdeling tussen landen op de lange termijn steunen. Dit is een belangrijke vaststelling, als we goed willen begrijpen wat ‘Europese solidariteit’ kan inhouden voor de Europeanen, maar dergelijke verschillen sluiten de organisatie van solidariteit zeker niet uit.
De voorstellen die wij in ons onderzoek getest hebben, verschilden van het SURE-voorstel van de Europese Commissie. Het SURE-voorstel gaat in eerste instantie om het overleven van bestaande jobs; het is dus eerder een ‘werkverzekering’ dan een ‘werkloosheidsverzekering’. Maar de inspiratie en het fundament is hetzelfde: het gaat om de organisatie van supranationale solidariteit tegen om zich heen grijpende werkloosheid. Ambitieuze voorstellen – ambitieus inzake het niveau van de steun, ambitieus inzake de kwaliteit van het flankerende beleid in de lidstaten – maakten in ons onderzoek zelfs meer kans maken op publieke steun dan minder ambitieuze alternatieven.
De voorwaarden die moeten worden verbonden aan het soort regeling dat de Europese Commissie nu voorstelt, zijn uiteraard anders dan de voorwaarden die wij hebben getest in onze enquête: SURE gaat om een ‘werkverzekering’, niet om steun voor mensen die intussen nieuw werk moeten zoeken. En in de huidige omstandigheden kan men ook niet al te veel voorwaarden opleggen: belangrijk is dat snel gehandeld wordt en dat de lidstaten de voor hen passende initiatieven kunnen nemen. Maar de belangrijkste boodschap uit onze enquête is duidelijk: grensoverschrijdende solidariteit is geen loos begrip voor Europese burgers.
Onze enquête werd gehouden in het najaar van 2018, ten tijde van economische welvaart en lage werkloosheid in Europa. Hoogstwaarschijnlijk zullen mensen vandaag, nu we de grootste economische schok sinds de Tweede Wereldoorlog meemaken, nog meer bereid zijn om een gedurfde en ambitieuze Europese aanpak te steunen.
Theresa Kuhn is universitair hoofddocent Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Francesco Nicoli is universitair hoofddocent Economisch Beleid aan de Universiteit van Gent. Brian Burgoon is hoogleraar Vergelijkende en internationale politieke economie aan de UvA en directeur van het Amsterdam Institute for Social Science Research. Frank Vandenbroucke is universiteitshoogleraar aan de UvA.