12 december 2019
Terwijl baleinwalvissen steeds groter werden dan hun voorouders, groeiden tandwalvissen niet uit tot oceaanreuzen. Door welke omstandigheden konden baleinwalvissen ongeëvenaarde groottes bereiken? Om deze vraag te beantwoorden vergeleken de onderzoekers de efficiëntie van hun foerageergedrag - hoeveel energie wordt gewonnen versus hoeveel energie wordt gebruikt - van zoveel mogelijk walvis- en dolfijnensoorten (walvisachtigen). Ook onderzochten ze de mechanica achter het foerageren: welke voor- en nadelen heeft een enorme lichaamsgrootte bij het vangen van prooi?
Als gevolg van de evolutie van gespecialiseerde foerageermechanismen kunnen walvisachtigen worden onderverdeeld in twee groepen: baleinwalvissen die grote hoeveelheden kleine prooi (krill en vis) uit het water filteren met behulp van hun baleinen, en tandwalvissen die één prooi (vis of inktvis) per keer bejagen met behulp van biosonar (dezelfde techniek die door vleermuizen wordt gebruikt). Het foerageergedrag van balein- en tandwalvissen maten de onderzoekers met behulp van tags, aangebracht met zuignappen op de huid. Daarmee konden ze de hoeveelheid verbruikte energie (duikdiepte, -duur, zwemsnelheid en versnelling) en prooi-inname tijdens het foerageergedrag registreren. In combinatie met data over hun dieet en de calorische inhoud van hun prooi, konden deze gegevens vervolgens voor alle soorten worden vertaald naar hun foerageerefficiëntie.
Een extreem grote lichaamsgrootte kan alleen worden gehandhaafd als de energetische inname tijdens foerageren aanzienlijk en consequent groter is dan de energie die wordt uitgegeven tijdens de zoektocht naar en achtervolging van prooi. Daarom werd van baleinwalvissen verwacht dat ze de foerageerprestaties van tandwalvissen sterk zouden overtreffen. En dat doen ze ook. Fleur Visser: ‘Door de wisselwerking tussen hun gespecialiseerde foerageertechniek (opslokken van enorme hoeveelheid prooi en water dat hun eigen volume kan overtreffen, vele malen per dag) en seizoensgerichte exploitatie van grote zwermen kleine prooi met enorme dichtheden, bereiken zij een ongeëvenaard hoge opbrengst van hun jacht. Tandwalvissen, daarentegen, worden vaak beperkt door het aanbod van hun prooi. ’
Worden baleinwalvissen steeds groter? Dat is onwaarschijnlijk. Fleur Visser licht toe: ‘Uiteindelijk worden ze beperkt door de maximale beschikbaarheid van seizoensgebonden overvloedige prooi en de snelheid waarmee ze deze kunnen opeten – daarin lijkt de limiet bereikt’.
J.A. Goldbogen, D. E. Cade, D. M. Wisniewska, J. Potvin, P.S. Segre, M. S. Savoca, E. L. Hazen, M. F. Czapanskiy, S. R. Kahane-Rapport, S. L. DeRuiter, S. Gero, P. H. Tønnesen, W. T. Gough, M. B. Hanson, M. M. Holt, F. H. Jensen, M. Simon, A. K. Stimpert, P. Arranz, D. W. Johnston, D. P. Nowacek, S. E. Parks, F. Visser, A. S. Friedlaender, P. L. Tyack, P. T. Madsen, N. D. Pyenson: ‘Why whales are big but not bigger: physiological drivers and ecological limits in the age of ocean giants’ in Science, 13 december (2019).