7 februari 2019
Het onderzoek werd gedaan door Martijn Schoonvelde (University College Dublin, Politicologie), Anna Brosius (UvA, Communicatiewetenschap), Gijs Schumacher (UvA, Politicologie) en Bert Bakker (UvA, Communicatiewetenschap).
Het blijkt dat politici die links zijn in hun culturele opvattingen – over onderwerpen als immigratie, EU, abortus en euthanasie – complexere taal gebruiken dan cultureel-rechtse politici. ‘Opvallend is dat we deze resultaten vonden in verschillende landen, voor verschillende speeches en bij verschillende soorten politici’, licht Schoonvelde toe. ‘Zo blijkt uit de scores dat de Britse cultureel-linkse Gordon Brown speeches met een hogere complexiteit gaf dan zijn opvolger de cultureel-conservatieve David Cameron. In Spanje zagen we hetzelfde: de taal van de cultureel-linkse minister-president José Zapatero is veel complexer dan die van zijn opvolger, de cultureel-rechtse Mariano Rajoy. En als je landen met elkaar vergelijkt, zie je bijvoorbeeld dat de cultureel-linkse Duitse Joschka Fischer en Britse Nick Clegg veel hoger scoren in de complexiteit van hun taalgebruik dan de cultureel-rechtse Geert Wilders en de Zweedse Jimmie Åkesson.’
‘De Europese politiek moet je vanuit twee verschillende dimensies bekijken: een socioculturele conservatief-liberale dimensie en een economische links-rechts-dimensie’, vertelt Brosius ter verduidelijking van de gebruikte begrippen. ‘Bij het eerste gaat het om onderwerpen als Europese integratie, immigratie en het milieu, en daarbinnen onderscheiden we dus cultureel-links en cultureel-rechts.’
De economische opvattingen van partijen verklaren de verschillen in complexiteit niet; de onderzoekers vonden geen associatie tussen economisch-links of economisch-rechts en de complexiteit van het taalgebruik van politici.
De grote vraag is volgens Schumacher waarom verschillen in taalgebruik tussen politici waargenomen worden. Een mogelijke verklaring is dat politici hun taalgebruik afstemmen op de voorkeuren van hun kiezers. Korte en eenduidige zinnen zouden cultureel-rechtse individuen meer aanspreken, omdat zij meer behoefte hebben aan helderheid en dus meer stellige statements. Samengestelde zinnen met meerdere bijzinnen bevatten vaak ambiguïteiten, wat deze zinnen aantrekkelijk zou maken voor cultureel-linkse mensen, omdat zij toleranter staan tegenover statements die op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd. Bakker vult aan: ‘Het kan echter ook zijn dat politici vanuit strategische overwegingen simpelere of complexere taal gebruiken, om kiezers en hun persoonlijkheid aan te spreken. In een overtuigende boodschap moet immers de persoonlijkheid van de ontvanger weerklinken.’
De onderzoekers analyseerden 381.609 speeches van politici uit tien Europese landen, waaronder Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje en Zweden. Het gaat om speeches van parlementariërs, minister-presidenten en partijleiders op partijcongressen, en over de periode van 1946 tot 2017. Voor elke speech berekenden het onderzoeksteam de complexiteit aan de hand van de zogenoemde Flesch-Kincaid-leesbaarheidsindex. De ideologie van een politicus werd gemeten aan de hand van de ideologische positie van de partij van de politicus. Vervolgens deed het team statistische analyses.
De studie van Schoonvelde, Brosius, Schumacher en Bakker is onderdeel van een bredere onderzoeksagenda van het zogeheten Hot Politics Lab. In dit lab doen zij onderzoek naar de rol van emoties en persoonlijkheid in de communicatie van politici en de reactie hierop van kiezers.
Martijn Schoonvelde, Anna Brosius, Gijs Schumacher & Bert Bakker: ‘Liberals lecture, conservatives communicate: Analyzing complexity and ideology in 381.609 political speeches’, in: PLoS ONE 14(2): e0208450 (6 februari 2019)