2 maart 2018
De stuifzanden in Nederland zijn een bijzonder type ecosysteem die behoren tot de karakteristieke landschapstypen van de hogere, droge zandgronden. De gangbare theorie is dat deze stuifzanden ontstonden door overbegrazing, afbranden en het steken van plaggen vanaf de late Middeleeuwen. Uit onderzoek in het Laarder Wasmerengebied bij Hilversum was eerder echter al gebleken dat de koppeling tussen verstuiving en intensieve premoderne landbouw veel minder strikt is dan werd aangenomen. Zo bleek dat verstuivingen in het Gooi al eeuwen eerder plaatsvonden dan de vroegste landbouw (4000 voor Christus).
Recent onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en Wageningen UR in het Laarder Wasmeer gebied leverde een onverwacht resultaat op: zandverstuivingen blijken nog veel vroeger te zijn opgetreden, al vanaf circa 10.000 jaar geleden (Vroeg-Holoceen). Jan Sevink, emeritus hoogleraar Fysische Geografie aan de UvA, legt uit: ‘Dit betekent dat zandverstuivingen al vele duizenden jaren voor de introductie van de landbouw plaatsvonden. Bovendien bleken in die vroege periode - het Mesolithicum ofwel de Midden Steentijd - herhaaldelijk bosbranden te zijn opgetreden, die kennelijk de bodem en vegetatie zo hebben beschadigd dat bodemverarming en verstuiving optrad.’
Het Laarder Wasmeer gebied is het eerste gebied in Nederland waar aanwijzingen zijn voor zulke vroege verstuivingen en bosbranden. Uit onderzoek in andere Europese landen bleek dat de bosbranden doelbewust zijn aangestoken door Mesolithische jagers en verzamelaars, om zo een open vegetatie en toename van de hazelaar te realiseren. Hazelnoten waren namelijk een belangrijke bron van (houdbaar) voedsel. Dit geldt hoogstwaarschijnlijk ook voor het Laarder Wasmerengebied en andere droge zandgebieden in Nederland.
De hypothese dat open bossen in het Mesolithicum zijn ontstaan door aangestoken bosbranden, biedt een alternatief voor de theorie van natuurbeschermer Frans Vera die stelt dat de bossen in het Mesolithicum open waren als gevolg van begrazing door wilde grote grazers. Deze theorie van Frans Vera, genoemd als de meest invloedrijke natuurbeschermer in Nederland van na de Tweede Wereldoorlog, vormt de basis voor met name het experiment met groter grazers in de Oostvaardersplassen en het inzetten van Schotse Hooglanders in vele andere natuurgebieden.
Dit onderzoek, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Catena, laat nu echter zien dat hoogstwaarschijnlijk niet grote grazers maar bosbranden ten grondslag lagen aan het ontstaan van open bossen en zandverstuivingen. Deze nieuwe hypothese wordt versterkt doordat archeologen eerder al aantoonden dat een bewoning van Mesolithische jagers en verzamelaars niet goed samen gaat met intensieve begrazing door grote herbivoren. Sevink: ‘Onze hypothese, waarin door de mens aangestoken bosbranden de oorzaak vormen van prehistorische stuifzanden, vormt daarmee een interessant alternatief en dwingt om met een nieuwe blik naar de huidige praktijk van natuurbeheer te kijken.’
Jan Sevink, Bas van Geel, Boris Jansen, Jakob Wallinga (2018). ‘Early Holocene forest fires, drift sands, and Usselo-type paleosols in the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands: Implications for the history of sand landscapes and the potential role of Mesolithic land use’ in: Catena. https://doi.org/10.1016/j.catena.2018.02.016