Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Nederlandse jongeren zijn over het algemeen positief over de democratie, maar er bestaan al vanaf jonge leeftijd duidelijke verschillen in hun steun voor democratische waarden. Dit blijkt uit onderzoek van Laura Mulder, waarin ongelijkheden in democratische steun onder adolescenten zijn onderzocht.

Het onderzoek van Mulder, onderdeel van het proefschrift Mind het Gap! Inequalities in Democratic Support among Adolescents, werpt nieuw licht op eerdere bevindingen uit internationaal onderzoek. Namelijk dat jongere generaties minder democratisch gezind zijn dan oudere generaties. De Nederlandse cijfers laten een genuanceerder beeld zien. Nederlandse jongeren steunen de democratie, maar hun politieke houdingen en mate van democratische betrokkenheid blijken sterk afhankelijk van hun opleidingstype en sociale achtergrond.

Niet evenveel democratische steun

In het onderzoek keek Mulder naar de opvattingen van 12 tot 16-18 jarigen. Hiervoor gebruikte ze data van ProDemos (N = 90.000), het Adolescentenpanel Democratische Kernwaarden en Schoolloopbanen (ADKS, N = 2.500) en zelf verzamelde data (N = 600). Jongeren zien democratie als de beste bestuursvorm en wijzen alternatieven zoals autocratie en theocratie grotendeels af. Onder de twaalfjarigen is er wel iets meer steun voor technocratische bestuursvormen waarbij experts in plaats van politici beslissingen nemen. Ook democratische kernwaarden zoals vrijheid van meningsuiting en gelijke rechten zijn voor Nederlandse jongeren erg belangrijk.

Er blijkt echter een grote kloof te bestaan tussen jongeren van verschillende opleidingstypes. Scholieren op het vwo geven vaker aan democratie als beste systeem te zien dan hun leeftijdsgenoten op het vmbo. Dit verschil is al te zien aan het begin van de middelbare school en blijft grotendeels stabiel wanneer de jongeren ouder worden.

Daarnaast is er ook een verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes steunen de democratie gemiddeld meer dan jongens, ondanks een lagere interesse in politiek. Opmerkelijk genoeg heeft deze genderkloof geen invloed op stemgedrag: zowel jongens als meisjes zeggen even vaak van plan te zijn te gaan stemmen zodra ze de stemgerechtigde leeftijd bereiken.

Sociale achtergrond speelt een belangrijke rol

Volgens Mulder liggen de bronnen voor ongelijkheden in democratische steun al vóór de middelbare schoolperiode. Het feit dat de opleidingskloof in democratische steun al zichtbaar is als jongeren nog maar net zijn ingedeeld in vmbo, havo of vwo, betekent namelijk dat zij nog niet veroorzaakt kunnen zijn door de opleidingstypes zelf. ‘De sociale achtergrond van jongeren speelt een belangrijke rol’, concludeert Mulder.  ‘Jongeren met een hogere sociaaleconomische achtergrond, en die thuis meer over politiek meekrijgen, steunen de democratie meer én gaan relatief vaker naar het vwo. Sociale achtergrond beïnvloedt dus niet alleen ongelijke onderwijskansen, maar ook ongelijke burgerschapsuitkomsten.’

Onderwijs doet ertoe

Dat betekent niet dat onderwijs er niet toe doet. Mulder heeft ook onderzoek gedaan naar burgerschapsprogramma’s die jongeren wegwijs willen maken in de politiek en democratie. ‘Het eendaagse burgerschapsprogramma van ProDemos, waarbij leerlingen de Tweede Kamer bezoeken, is al in staat om politieke kennis blijvend te vergroten',  stelt Mulder. ‘Dat geeft goede hoop voor het langer durende en bredere burgerschapsonderwijs dat op scholen gegeven wordt.'

‘Wel moet je daarbij oppassen dat burgerschapsonderwijs de al bestaande ongelijkheden niet nog verder vergroot,' waarschuwt Mulder. Leerlingen op het vwo weten bij aanvang van het programma van ProDemos namelijk al meer over de politiek dan leerlingen op het vmbo, en leren gedurende de dag ook nog eens meer. ‘Dat is een klassiek voorbeeld van het Mattheuseffect: zij die al meer weten, leren ook meer.'

Wat kan de politiek doen?

Op basis van de onderzoeksresultaten pleit Mulder voor een aantal wijzigingen in het Nederlandse onderwijssysteem om de ongelijkheden in democratische steun te verkleinen. Een voor de hand liggende oplossing om de kloof in democratische steun te dichten is het versterken van burgerschapsonderwijs, en dan met name op het vmbo. ‘Burgerschapsonderwijs is bij uitstek nuttig voor leerlingen die thuis minder kansen krijgen om democratische betrokkenheid te ontwikkelen. Helaas krijgen zij nu vaak minder, en ook een ander type burgerschapsonderwijs dan leerlingen die thuis al veel mogelijkheden hebben.' Mulder pleit er daarom voor om steviger in te zetten op burgerschapsonderwijs op het vmbo en mbo. 

Een andere aanbeveling is het verhogen van de leeftijd waarop leerlingen ingedeeld worden in het vmbo, havo of vwo. ‘Onderwijssystemen waar dit al op jonge leeftijd gebeurt, zoals in Nederland (12 jaar), worden gekenmerkt door grotere verschillen op basis van sociale achtergrond. In landen waar dit pas gebeurt op 16-jarige leeftijd zijn de ongelijkheden kleiner.'

Daarnaast zou de stemgerechtigde leeftijd verlaagd kunnen worden. Eerdere studies onderstrepen het belang van de eerste keer stemmen. ‘Als jongeren de eerste keer gaan stemmen zodra zij mogen, blijken zij in het verdere leven vaker te gaan stemmen doordat zij een soort stemgewoonte ontwikkelen. Als de stemgerechtigde leeftijd wordt verlaagd, zijn leerlingen nog binnen het bereik van de school en kan de school aandacht besteden aan de verkiezingen.'

Mulder benadrukt dat ongelijkheden in democratische steun zorgwekkender zijn dan de hoogte van die steun. Als bepaalde groepen structureel minder betrokken zijn bij de democratie, zullen hun belangen minder goed vertegenwoordigd worden, en zal de democratie uiteindelijk slechter voor hen werken. ‘Als we willen dat democratie echt voor iedereen werkt, moeten we zorgen dat alle jongeren dezelfde kansen krijgen om zich politiek te ontwikkelen.' 

Details proefschrift

Laura Mulder, 2025, 'Mind the gap! Inequalities in democratic support among adolescents.' Promotoren zijn prof. dr. T.W.G. van der Meer en prof. dr. S.L. de Lange. Copromotor is dr. E. Harteveld.