27 maart 2024
Van wetenschappelijk onderzoek tot commerciële verkoop, overal werkt men met data. Toch zijn er werkterreinen waarin de houding ten aanzien van datagebruik nog steeds afwachtend is. Dat geldt volgens Boon zeker ook voor HRM. ‘Dat is jammer’, vindt de hoogleraar, ‘vooral omdat die houding deels is gebaseerd op verkeerde aannames.’
Misverstand
‘Een veelgehoord argument tegen het gebruik van data op de afdeling personeelszaken is dat HR om de mens moet gaan, en dat data niet menselijk is.’ Dat is een misverstand, volgens Boon. Ze betoogt het tegenovergestelde: data kan helpen om personeelsbeleid juíst persoonlijker te maken. ‘Je geeft iedereen een stem door in kaart te brengen welke groepen werknemers er zijn. Hierdoor kun je hen benaderen aan de hand van hun persoonlijke wensen en eisen.’
Zeker bij grote organisaties kan het inzetten van data helpen om zicht te krijgen op dingen die spelen onder medewerkers en die anders onder de radar blijven. ‘Je kunt bijvoorbeeld patronen in je organisatie of verschillende werknemerstypes binnen het personeelsbestand herkennen, en ontdekken wat de verborgen factoren zijn waarom mensen de organisatie verlaten. Vervolgens kun je het HR-beleid hierop aanpassen en werknemers benaderen aan de hand van hun persoonlijke wensen en eisen.’
Een goed voorbeeld van een organisatie die binnen zijn personeelsbeleid al veel werkt met data is de NS. Data-onderzoek naar het verzuim van medewerkers wees bijvoorbeeld uit dat de meest geschikte verzuimaanpak voor machinisten niet hetzelfde is als die voor conducteurs. Machinisten willen liever meer persoonlijke begeleiding door leidinggevenden tijdens een verzuimperiode, terwijl conducteurs juist meer prijs stellen op autonomie in het verzuimtraject. Boon: ‘Zonder datagerichte aanpak was het moeilijk geweest om deze inzichten te krijgen. Door de groepen los van elkaar te onderzoeken kwamen er opeens patronen uit die daarvoor niet zichtbaar waren.’
Love it or hate it
HR-managers zijn in twee groepen in te delen. Een enthousiaste groep, die bekend is met de mogelijkheden en vertrouwen heeft in het gebruik van data. Daarnaast staat een groep sceptici, die zich afhoudend opstellen. Onder medewerkers is dezelfde tweedeling te zien. ‘Wantrouwen onder sommige managers en werknemers is begrijpelijk’, vindt Boon. ‘Werknemers kunnen terecht wantrouwig worden als ze denken dat de data tegen hen gebruikt wordt. Er kan van alles mis zijn met de data, of het kan verkeerd geïnterpreteerd worden.’
‘Om sceptici voor te zijn moet je daarom heel goed nadenken over wat voor data je op welke manier gebruikt en daar ook duidelijk over communiceren. Je moet mensen moeten on-board krijgen’, zegt Boon. ‘Je kunt nog zo’n goed algoritme maken, maar als medewerkers niet mee willen doen of een manager niets doet met de resultaten, heb je er niks aan.’ Boon ziet data als wapen dat juist vóór de werknemer kan werken, bijvoorbeeld om inzicht te krijgen in ontwikkelmogelijkheden. ‘Maar alles valt of staat bij een ethische benadering vanuit de organisatie, die moet gebaseerd zijn op vertrouwen en een positieve houding ten opzichte van werknemers.’
De oratie van Boon is op vrijdag 5 april, 16.30 uur, in de Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam.