30 maart 2021
Sinds de kerstperiode loopt de gemiddelde studiedruk en stress van studenten gestaag op: de beoordeling van de studiedruk van 6.6 naar 8.0 en die van stress van 6.7 naar 8.0. Dat is hoger dan in de laatste twee maanden van 2020, toen de pieken lagen op respectievelijk 7.7 en 7.8. De pieken in studiedruk en stress zijn steeds te zien in de tentamenperiodes; die waren voor de Kerst en in week 12. In de reguliere onderwijsevaluaties van individuele vakken is geen verschil te zien in studiedruk ten opzichte van voorgaande jaren en de pre-coronatijd.
Opvallend is dat de ervaren stress onder internationale studenten in de Crisismonitor iets hoger is dan onder Nederlandse studenten: in week 12 was dat 8.3 tegenover 7.8. Bij studiedruk is dat verschil er ook, maar kleiner: 8.1 tegenover 7.9. De zorgen over corona zijn de afgelopen vijf maanden redelijk stabiel en schommelen tussen 4.7 en 5.1. Hierin is bijna geen verschil te zien tussen Nederlandse en internationale studenten.
‘De lange termijn waarop we nu met de coronabeperkingen te maken hebben, maakt de situatie voor studenten steeds moeilijker, vertelt Kim van Gennip. ‘De uitkomsten van de Crisismonitor qua gerapporteerde stress en studiedruk zien we terug in de praktijk van de studentendecanen en studentenpsychologen. Er melden zich steeds meer studenten bij ons die problemen ervaren. Op zich een goede ontwikkeling, want uit ervaring weten we dat veel studenten het lastig vinden om hulp te zoeken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat zij met iemand kunnen praten als ze het moeilijk hebben. Iedereen met een luisterend oor kan nu veel betekenen voor onze studenten.’
Studenten kunnen onder meer terecht bij hun studieadviseur, de studentendecanen, de studentenpsychologen of de huisarts, en als ze die niet hebben bij de praktijk van de studentenartsen van de UvA. Er zijn allerlei mogelijkheden, van een-op-een-gesprekken met een studentenpsycholoog of professionele coach van UpTalk tot workshops, trainingen en E-Healthmodules. Voor sociale steun kunnen studie- en studentverenigingen een belangrijke ingang zijn. Van Gennip: ‘Met elkaar zetten we ons vanuit verschillende afdelingen in voor het mentale welzijn van onze studenten in deze ongelooflijk moeilijke tijd.’
Uit de Crisismonitor blijkt dat de tevredenheid over het online onderwijs vrij constant is. Gemiddeld beoordeelt ruim 50% van de studenten het onderwijs in de afgelopen vijf maanden als (zeer) goed.
Het veiligheidsgevoel van studenten wat betreft besmettingsgevaar op UvA-locaties varieert sinds november, waarbij gemiddeld tussen de 20% en 24% van de respondenten aangeeft zich (zeer) veilig te voelen en tussen de 17% en 24% zegt zich (zeer) onveilig te voelen in de gebouwen van de UvA. Gemiddeld iets meer studenten, schommelend tussen 26% tot 33%, heeft hier geen mening over (is neutraal). Het onveiligheidsgevoel in het openbaar vervoer lijkt iets af te nemen, maar ook hier oordeelt de grootste groep studenten neutraal over.
Onder medewerkers van de UvA zijn de gerapporteerde stress en werkdruk ook hoog, en behoorlijk stabiel door de tijd. Uitzondering hierop is de kerstperiode, waarin zowel de stress als werkdruk aanzienlijk lager is. Er zijn verschillen hierbij te zien tussen het Nederlands en het internationale wetenschappelijk personeel (wp). Het internationale wp ervaart meer werkdruk en stress dan het Nederlandse. In week 12 was dat bijvoorbeeld 8.1 versus 7.6 op werkdruk en 7.9 op 7.2 op stress. De zorgen om corona fluctueren onder (alle) medewerkers gemiddeld iets meer dan onder studenten: medewerkers beoordelen die in de afgelopen maanden in een range tussen 4.8 en 5.4.
De mening van medewerkers over het online onderwijs is door de tijd tamelijk stabiel. De meerderheid geeft sinds november aan dat het (zeer) goed verliep.
Het percentage wp’ers dat aangeeft in hun onderzoek last te hebben van de coronamaatregelen, blijft hoog. In week 12 gaf bijvoorbeeld meer dan de helft van de onderzoekers (52%) in (zeer) sterke mate problemen te hebben bij het doen van onderzoek.
In een aanvullende editie van de Crisismonitor, die in februari is afgenomen, werden medewerkers specifieker bevraagd op hun thuissituatie. Hieruit komt naar voren dat het hebben van jonge kinderen - in combinatie met het niet kunnen delen van zorg met een partner, het ontbreken van een eigen werkruimte in huis of het hebben van andere zorgtaken een belangrijke rol spelen in de werkdruk, stress en een verstoorde balans tussen werk en privé. Ongeveer 7.5% van de medewerkers bevindt zich in een dergelijke situatie.
Op basis van de uitkomsten lijkt het erop dat niet alle medewerkers gebruikmaken van reeds bestaande mogelijkheden om tot een betere balans tussen werk en privé te komen. Medewerkers met een hoge werkdruk en verstoorde werk-privébalans die thuis geen eigen werkruimte hebben, gaven bijvoorbeeld aan dat werken op een UvA-locatie hen zou kunnen helpen bij het herstellen van die balans. Het beleid van de UvA is natuurlijk dat iedereen waar mogelijk thuis werkt, maar onder specifieke omstandigheden kunnen daar uitzonderingen op worden gemaakt. Daarnaast zijn er ook andere mogelijkheden zoals het passender maken van het werk, bijvoorbeeld door aanpassing van werktijden of het uitstellen van projecten.
Ook voor medewerkers zijn er verschillende plekken waar zij terecht kunnen voor hulp en ondersteuning: bij hun leidinggevende, bedrijfsmaatschappelijk werk, de coaches van ProActief, de arbocoördinator of direct bij de Arbodienst. Ook is er de toolkit Mentale gezondheid van de Arbodienst. Promovendi kunnen – net als studenten – ook terecht bij de Studentenpsychologen.
Een keer in de acht weken krijgen zowel studenten als medewerkers een uitnodiging om deel te nemen aan de Crisismonitor. De gemiddelde respons van studenten is over de tien rondes van de Crisismonitor 12%. Bij medewerkers is er een hogere respons te zien, van meer dan een kwart (26%) over de acht rondes tot nu toe.