17 november 2020
De kern van het wetsvoorstel, waar de Eerste Kamer mee heeft ingestemd, is dat de minister van Binnenlandse Zaken beleid moet gaan voeren dat het gebruik van NGT bevordert bij openbare toespraken van kabinetsleden, in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer, en dat er een Adviescollege Nederlandse Gebarentaal komt. ‘Goed nieuws voor dove volwassenen, maar dove kinderen blijven vooralsnog buiten beeld, want zij hebben helemaal geen taal om mee te beginnen’, schetst Roelofsen.
Normaal leren kinderen tijdens hun eerste levensjaren een taal van hun ouders, maar van alle dove kinderen heeft maar liefst 95% horende ouders die geen gebarentaal kennen als hun kind geboren wordt. Het is voor deze ouders een enorme uitdaging om gebarentaal te leren. Roelofsen: ‘Ik heb dat vijf jaar geleden zelf ondervonden, toen vrij snel na de geboorte van mijn dochter duidelijk werd dat ze doof is. Ik wilde zo snel mogelijk gebarentaal leren, om dat vervolgens aan mijn dochter te kunnen leren zoals een horende ouder het gesproken Nederlands aan zijn horende kind leert. Het bleek ongelooflijk moeilijk, veel moeilijker dan bijvoorbeeld Engels of Spaans leren. Je kunt het beter vergelijken met het leren van Mandarijn, want de grammatica van NGT lijkt totaal niet op die van het gesproken Nederlands. Het kost hierdoor heel veel tijd en het is duur. Cursussen zijn er amper, laat staan mogelijkheden om buiten het leslokaal in de praktijk te oefenen. Daar komt bij dat zorgverzekeringen gebarentaalcursussen maar heel beperkt vergoeden. Hierdoor slaagt in Nederland slechts een handjevol ouders erin om NGT te leren. Het gevolg is dat de meeste dove kinderen tijdens hun eerste levensjaren, die cruciaal zijn voor hun ontwikkeling, maar heel weinig voor hen toegankelijke taalinput krijgen.’
Dove kinderen lopen daarom een groot risico op taaldeprivatie, met alle gevolgen van dien. Er ontstaat een communicatiebarrière tussen het kind en zijn omgeving die de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling belemmert. Uit onderzoek is gebleken dat dit in veel gevallen leidt tot grote sociale onzekerheid en psychologische problemen gedurende het hele verdere leven van het kind
Roelofsen komt met drie concrete voorstellen om de problematiek van dove kinderen aan te pakken:
‘Al deze voorzieningen gaan natuurlijk geld kosten, maar zowel dove mensen als de maatschappij als geheel krijgen er veel voor terug. Voorop staat natuurlijk dat dove mensen gelijkere kansen krijgen. Daarnaast kan het aanpakken van de problematiek de maatschappelijke kosten, bijvoorbeeld voor psychische zorg, drukken’, stelt Roelofsen.
Roelofsen roept niet alleen de politiek op tot actie; hij is zelf ook aan de slag gegaan. Nadat hij persoonlijk had ondervonden hoe moeilijk het is om gebarentaal te leren, is hij gaan kijken hoe het voor anderen makkelijker gemaakt kan worden. Er is een online gebarenwoordenboek van het Nederlands Gebarencentrum, maar daarmee wordt niet duidelijk hoe gebaren gecombineerd kunnen worden om een zin te maken. Met een groep van zijn studenten bij het Institute for Logic, Language and Computation (ILLC) is Roelofsen daarom begonnen met de ontwikkeling van een automatisch vertaalsysteem dat zinnen uit het Nederlands vertaalt naar NGT, en die vertalingen dan visualiseert met een avatar.
Een eerste stap richting dit einddoel is een miniversie met vertalingen speciaal voor dove ziekenhuispatiënten. Deze mensen staan door de coronacrisis voor een groot probleem: gebarentolken mogen de ziekenhuizen niet in, hun leesvaardigheid is vaak beperkt en gezichtsmaskers maken liplezen onmogelijk. Om hen te helpen maakt Roelofsen met zijn team nu een tool die veelvoorkomende zinnen uit de ziekenhuissetting vertaalt in gebarentaal.