29 mei 2020
Als de politie op een plaats delict komt met een lichaam van iemand die door een misdrijf om het leven is gekomen, dan wil de recherche zo precies mogelijk weten wanneer de dader toesloeg. Hoe nauwkeuriger het tijdstip, hoe beter dat is voor het onderzoek. Als een verdachte een alibi heeft voor het tijdstip van overlijden dan kan hij of zij worden weggestreept. Als er een brede marge is rond het tijdstip van overlijden, dan blijven meer mensen verdacht.‘We halen in ons onderzoek een nauwkeurigheid van gemiddeld 45 minuten bij mensen die vijf tot vijftig uur dood zijn’, zegt onderzoeksleider prof. dr. Maurice Aalders, bijzonder hoogleraar Forensische Biofysica. ‘Dit is een grote stap voorwaarts in het forensisch onderzoek op de plaats delict, de plek waar een levenloos lichaam is gevonden. Onze methode is bruikbaar tot twee dagen na overlijden van het slachtoffer.’
Nu gebruikt de technische recherche een eenvoudig model dat is gebaseerd op afkoeling van het lichaam na overlijden. Aalders: ‘De temperatuur wordt rectaal vastgesteld. Samen met het lichaamsgewicht en de temperatuur in de omgeving valt uit een tabel af te lezen hoeveel uur geleden die persoon ongeveer is overleden. De meetwijze van de temperatuur is niet ideaal, omdat de rechercheur een invasieve meting moet doen en daarmee sporen kan vernietigen.’
De tabel die de politie gebruikt is ook niet ideaal. Die gaat uit van de afkoeling van een lichaam onder standaardcondities, condities die nog wel eens kunnen afwijken. Het maakt in afkoeling enorm uit of een persoon zwaar is gebouwd of erg mager is. Aalders: ‘De uitkomsten zijn niet zo betrouwbaar. Bij personen van gelijk gewicht, maar met een verschillende lichaamsgebouw, geeft het model dezelfde uitkomst.’
Aalders en zijn onderzoekers van Amsterdam UMC hebben, in samenwerking met het Co van Ledden Hulsebosch Centrum (het forensisch onderzoeksinstituut van de UvA) en het NFI, een preciezere methode ontwikkeld om het tijdstip van overlijden vast te stellen in de eerste dagen na het misdrijf. Omdat het bepalen van het tijdstip van overlijden heel belangrijk is, zijn veel methoden onderzocht. Zoals de bepaling van kalium in het oog of het analyseren van weefsel op de concentratie van bepaalde eiwitten. Deze methoden zijn nog niet naar de praktijk gebracht.
Bij de nieuwe methode meet een rechercheur op de plaats delict non-invasief op één tot vier plaatsen de temperatuur met een thermische camera of een sensor die op het lichaam wordt geplakt. De meetgegevens gaan in een model dat veel preciezer is toegesneden op de situatie. Bijvoorbeeld met extra informatie: is het lichaam gekleed achtergelaten, ligt het (deels) in het water, op welke ondergrond is het gevonden, enzovoorts.
Deze benadering is getoetst met lichamen waarvan het tijdstip van overlijden precies bekend is. De onderzoekers hielden rekening met de hoeveelheid lichaamsvet en de kleding die het slachtoffer droeg. Gemiddeld waren de afwijkingen 45 minuten, met soms een afwijking van iets meer dan een uur. De resultaten zijn veel beter dan met de oude methode.
‘Uiteraard willen we de methode verder verfijnen’, aldus Aalders, ‘We zijn ervan overtuigd dat het nog nauwkeuriger kan. Maar deze verbetering is al bruikbaar voor politie. We werken aan een methode waarmee we een lichaam op de plaats delict 3D vastleggen. Die methode, structure from motion fotogrammetrie, houdt in dat er vanuit alle richtingen gefotografeerd wordt, waarmee een programma een 3D-model maakt. Dat wordt direct ingelezen in ons programma om de afkoeling te berekenen. Zo kunnen rechercheurs nog nauwkeuriger voor uiteenlopende lichamen, lichaamshoudingen en situaties het tijdstip van overlijden vaststellen.’
Leah S. Wilk, Richelle J.M. Hoveling, Gerda J. Edelman, Huub J.J. Hardy, Sebastiaan van Schouwen, Harry van Venrooij, Maurice C.G. Aalders: ‘Reconstructing the time since death using noninvasive thermometry and numerical analysis’, in: Science Advances (29 mei 2020).