1 juli 2020
Bedrijfsarts en onderzoeker Schaafsma is bijzonder hoogleraar bij het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid. Ze staat aan het hoofd van de polikliniek Mens en Arbeid.
Het bijzonder hoogleraarschap bij het Coronel Instituut is aangevraagd vanuit de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfskunde die meer aandacht wilt voor de academisering van het vak arbeids- en bedrijfskunde. Onderzoek binnen dit vakgebied is minder gebruikelijk mede omdat deze zorg niet onder de reguliere zorg valt. Schaafsma: ‘Kennis die wij opdoen met onderzoek moet terugkomen bij de bedrijfsarts en arbo-verpleegkundige.’ Daarom wil ze met haar hoogleraarschap enerzijds onderzoek aanjagen en anderzijds bijdragen aan de vertaling van onderzoek naar de praktijk.
Vroeg signaleren van werkgerelateerde risicofactoren, bijvoorbeeld bij burn-out, kan uitval voorkomen. Daarom zou onderzoek zich juist daarop moeten richten, vindt Schaafsma. ‘Als je op de hoogte bent van risicofactoren kan je bij de eerste signalen van stress al ingrijpen en zo langdurige uitval voorkomen. We zouden daarom meer onderzoek moeten doen naar het kantelpunt tussen uitdaging en uitputting door werk. Maar zo zijn er veel meer werkgerelateerde aandoeningen. Het zou goed zijn als bedrijfsartsen zich weer meer laten zien binnen bedrijven en pro-actiever zijn dan te wachten op uitval. Als beroepsgroep moeten we preventie gerichte zorg meer naar ons toe trekken.’
Over de polikliniek Mens en Arbeid, is Schaafsma bijzonder enthousiast. Op deze poli werken bedrijfsartsen die gespecialiseerd zijn in complexe werkgerelateerde aandoeningen. Patiënten van deze afdeling zijn mensen met een ingewikkelde beroepsziekte. Zij zijn vaak doorverwezen door de huisarts of bedrijfsarts.
Op de poli komen ook patiënten met een chronische ziekte waarvan het verloop complex of onvoorspelbaar is. Voor die patiënten is het waardevol als een bedrijfsarts met verstand van zaken kan meedenken over de impact van de ziekte op je werkende leven en hoe je daarmee kan omgaan. Wat Schaafsma betreft moet dit onderdeel van de poli groter worden. Ook werkenden zonder vaste (betalende) werkgever hebben daar veel behoefte aan. Het zou goed zijn als onze poli minder afhankelijk zou zijn van externe financiering zodat ook werkenden zonder vaste (betalende) werkgever goed advies kunnen krijgen. Denk aan een accountant met MS die twijfelt of ze haar werk nog aan kan omdat ze merkt dat ze trager is geworden. Of een metaalbewerker met astma die merkt dat de klachten toenemen op het werk.
Een chronische, al dan niet werkgerelateerde, ziekte heeft consequenties voor functioneren binnen werk. Schaafsma denkt dat het voor veel van dit soort patiënten goed is als er door hun behandelend arts sneller geschakeld wordt met een bedrijfsarts. Ze gelooft sterk in een intensieve samenwerking tussen arbeid gerelateerde zorg en de curatieve zorg: ‘Juist vanuit een academisch ziekenhuis zou dit veel aandacht moeten krijgen. We weten dat arbeidsparticipatie erg belangrijk is om je goed te voelen. Vanuit de zorg moeten we daar aandacht voor hebben.’