1 september 2016
Geertje Mak is gespecialiseerd in historisch onderzoek naar veranderende betekenissen van gender, van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Welke rol spelen lichamen en seksualiteit daarin? Vanuit een genderperspectief wil Mak een nieuw perspectief op politieke geschiedenis laten zien. Juist datgene wat vaak buiten de canon van politiek-militaire geschiedenis is gehouden – lichamen, zorg, reproductie, emotie, huishoudens, seksualiteit – kan cruciaal blijken voor het begrip van de geschiedenis. Gender kan daarbij volgens Mak nooit los worden gezien van andere belangrijke verschillen zoals etniciteit, klasse, religie of ras.
Mak gaat aan bachelor- en masterstudenten Geschiedenis college geven op het terrein van de politieke geschiedenis van gender. Gender als politieke kwestie is een belangrijke historisch onderwerp: de geschiedenis van vrouwenemancipatie, de strijd voor vrouwenkiesrecht, feminisme en de LBTGI-bewegingen horen daarbij. Maar ook andere belangrijke historische ontwikkelingen in Nederland en West-Europa zijn verknoopt met de manier waarop gender en seksualiteit zijn vormgegeven. Mak wil in haar colleges telkens laten zien waarom gender en seksualiteit essentieel zijn voor historisch begrip, of het nu gaat om vroegmoderne dynastieke monarchieën of koloniale regimes, om de Verlichting of de negentiende-eeuwse Sociale Quaestie, om nazi-ideologie of (seksueel) nationalisme. Vrouwen, de vrouwenbeweging en het feminisme verschijnen in zo’n benadering van de geschiedenis niet als uitzonderingen, maar als essentiële onderdelen van belangrijke historische processen en gebeurtenissen.
In haar onderzoek houdt Mak zich momenteel vooral bezig met de geschiedenis van bio-identiteiten: hoe werden lichamelijke verschillen tot identiteiten gemaakt? Ging dat bij vrouwen, Papoea’s en transgenders op dezelfde manier? Mak richt zich daarbij vooral op de praktijken waarin kennis werd vergaard. Hoe kregen wetenschappers toegang tot lichamen? Precies die vraag hangt samen met het politieke probleem van de ‘bestuurbaarheid’ van mensen. Niet voor niets zijn onder meer gevangenissen, vrouwenklinieken en koloniën wel betiteld als de laboratoria van de (bio-)menswetenschappen. ‘Kennis maken’ enerzijds en beschaven, opvoeden, corrigeren of koloniseren anderzijds gingen zo hand in hand.
In 2012 publiceerde Mak haar boek Doubting Sex. Inscriptions, Bodies and Selves in Nineteenth Century Hermaphrodite Case Histories (Manchester University Press). Sindsdien werkt zij aan de projecten Fabricating Identities en Children as Targets and Tools, over de rol van kinderen in koloniale projecten van missie en zending (in samenwerking met prof. dr. Marit Monteiro van de Radboud Universiteit).
Mak is sinds 2005 werkzaam als universitair docent Gendergeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Voor die tijd werkte ze onder meer als postdoc aan de Vrije Universiteit, schreef zij een boek over migratiegeschiedenis (Sporen van Verplaatsing) voor de IJsselakademie in Kampen, en werkte zij als coördinator en fondsenwerver bij televisieproductiebedrijf Fatusch Productions. Ook was zij gastonderzoeker aan het Centre for the Study of Gender and Sexuality van New York University. In 2013 ontving ze een research fellowship van het Max Planck Institute for the History of Science in Berlijn. Mak studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, werkte als onderzoeker bij Lesbische en Homostudies aan de UvA, en promoveerde bij Vrouwenstudies Letteren in Utrecht op haar proefschrift Mannelijke vrouwen. Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw. (Amsterdam/Meppel: Boom 1997).