Mw. dr. M. van Leeuwen (1951) is benoemd tot bijzonder hoogleraar Moderne Trans-Atlantische betrekkingen vanuit historisch, economisch en cultureel perspectief, met het accent op de betrekkingen tussen Europa en Noord-Amerika in de periode na 1945, aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De leerstoel is ingesteld vanwege de Stichting Atlantische Commissie. Marianne van Leeuwen volgt Ronald Havenaar op die de leerstoel sinds 2005 bekleedde.
Van Leeuwen werkt sinds 2003 bij de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD). Zij is daar betrokken bij de vervaardiging van fenomeen- en trendanalyses over dreigingen voor de nationale veiligheid, zoals radicalisering en onderscheiden vormen van terrorisme. Van Leeuwen neemt daarnaast onder andere deel aan de beoordelingscommissie uitbesteding wetenschappelijk onderzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Vanaf 1980 was Marianne van Leeuwen als wetenschappelijk medewerker onderzoek verbonden aan het Nederlands Instituut voor Vredesvraagstukken. Sinds 1983 werkte zij bij het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael'. Daar werd zij in 1998 plaatsvervangend hoofd onderzoek. Van Leeuwen richtte zich op verscheidene onderwerpen van sterk beleidsmatig belang, achtereenvolgens nucleaire non-proliferatie, internationale betrekkingen rond het Israëlisch-Palestijns vraagstuk, binnenlandse beïnvloeding van Amerikaans buitenlands beleid en internationaal terrorisme. Zij publiceerde over deze thema's monografieën en artikelen bij binnenlandse en buitenlandse uitgevers.
Van Leeuwen was van 1994 tot 2003 lid van de Adviesraad Vrede en Veiligheid (AVV) en van de Commissie Vrede en Veiligheid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken, de opvolger van de AVV. Ze nam ook deel aan de klankbordgroep van minister van Defensie Henk Kamp.
Van Leeuwen zal in haar colleges aandacht besteden aan (de ontwikkeling van) Amerikaanse en Europese beeldvorming over elkaars maatschappelijke en politieke karakter en buitenlands beleid. Ook bekijkt ze de vraag welke uitwerking zulke beeldvorming had en nog heeft op trans-Atlantische relaties. Zij wil de ontwikkeling van deze betrekkingen plaatsen in de context van bredere geopolitieke verschuivingen en zal naast historische ook actuele ontwikkelingen aan de orde stellen.