9 augustus 2006
Dhr. dr. M.W. Hollmann (1968) is benoemd tot hoogleraar Experimentele Anesthesiologie aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hollmann is tevens benoemd tot voorzitter van de afdeling Experimentele en Klinisch Experimentele Anesthesiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC-UvA).
Rondom operaties zijn lokale anesthetica een belangrijke en steeds vaker gebruikte subgroep van anesthetica. Voor lokale anesthetica is het natriumkanaal zowel het voornaamste aangrijpingspunt als de plaats waar analgetische (pijnstillende) en antiarrhythmische (tegen onregelmatige hartslag) effecten totstandkomen. Niet alle effecten van deze stoffen kunnen echter verklaard worden door een blokkade van het natriumkanaal. Effecten op ontsteking, coagulatie (bloedstolling) en wondgenezing zijn voorbeelden van interessante en mogelijk belangrijke alternatieve effecten van lokale anesthetica, die niet te verklaren zijn door hun bekende antinociceptieve (waarbij de zenuwimpulsen die leiden tot pijn worden onderdrukt) en antiarrhythmische effecten. Daarnaast bieden lokale anesthetica een beperkte mate van algehele anesthesie, en kunnen zodoende gebruikt worden om een anesthesie te ‘rekken’ (bijvoorbeeld aan het einde van een operatieve ingreep). Door de mate van neuroprotectie die lokale anesthetica verschaffen in combinatie met hun hemodynamische stabiliteit zijn ze bovendien van groot nut voor de neuroanesthesie. Hun vermogen om bronchiale reactiviteit te verminderen is erkend, hoewel de onderliggende mechanismen nog slecht worden begrepen. Ten slotte worden de middelen met succes gebruikt in verschillende andere klinische situaties, waaronder tinnitus (oorsuizen), jeuk en migraine.
De meest opmerkelijke waarnemingen tonen dat lokale anesthetica in staat zijn pathologische veranderingen - zoals hypercoagulabiliteit (toename van het stollingsproces) of excessieve stimulatie van het ontstekingssysteem - te voorkomen, zonder een bloedingsneiging op te wekken of het verdedigingssysteem te onderdrukken. Hierin zijn lokale anesthetica duidelijk anders dan de geneesmiddelen die momenteel in gebruik zijn voor de behandeling van dergelijke aandoeningen. Dit wijst in de richting van mogelijke therapeutische toepassing. Er blijkt duidelijk dat een blokkade van het natriumkanaal slechts een beperkte, of zelfs geen rol speelt in de effecten. Lokale anesthetica remmen wel zogeheten G-eiwitgekoppelde receptoren. Hierdoor ontstaan mogelijk de alternatieve effecten van lokale anesthetica.
De afgelopen jaren heeft de werkgroep van Markus Hollmann zich beziggehouden met de interacties tussen lokale anesthetica en verschillende signaalcascades (die het signaal van de receptor overbrengen naar het binnenste van de cel) van G-eiwitgekoppelde receptoren. Bepaalde interacties kunnen sommige van de alternatieve effecten van lokale anesthetica - bijvoorbeeld antitrombotische en anti-inflammatoire effecten - verklaren. Met zijn toekomstig onderzoek hoopt Hollmann de ontwikkeling van op lokale anesthetica gebaseerde geneesmiddelen mogelijk te maken, met de beschreven voordelen maar zonder de ‘bijwerking’ van een natriumkanaalblokkade.