Vooral het gedrag van vaders is bepalend
7 januari 2019
Je kind even omhooggooien en weer opvangen, op een spannend klimrek laten spelen, samen een kussengevecht houden: het zijn allemaal voorbeelden van “uitdagend” opvoedgedrag. ‘In de praktijk zijn het meestal de vaders die dit gedrag vertonen’, vertelt onderzoeker Mirjana Majdandžić, terwijl ze filmpjes laat zien van ouders en hun kinderen in het UvA Family Lab, een speciaal ingerichte onderzoeksfaciliteit aan de Universiteit van Amsterdam.
‘In deze taak bijvoorbeeld (zie het filmpje hieronder - red.), waarin ouder en kind op een mat met kussens zitten, zie je het verschil. Hier zeiden we tegen de ouders dat ze vrij waren om samen met hun kind te spelen zoals ze dat zelf wilden.’ De vader initieert vrijwel meteen een kussengevecht met zijn kind, terwijl in een ander filmpje te zien is hoe de moeder samen met haar zoon gaat kijken welke dierenplaatjes er op de kussens staan.
‘Nee, dat klopt. Dit is in lijn met de door prof. dr. Susan Bögels ontwikkelde theorie dat vaders en moeders beiden verschillende rollen op zich nemen in de opvoeding: vaders zijn over het algemeen meer gefocust op de buitenwereld en externe uitdagingen, terwijl moeders meer naar “binnen” gericht zijn en vaker steun en troost geven. Daaruit volgde onze hypothese, namelijk dat het opvoedgedrag van de vader een grotere rol speelt bij het al dan niet ontstaan van angst bij kinderen op latere leeftijd. Neemt hij meer risico, zo veronderstelden wij, dan is het kind minder angstig. En andersom: is hij té voorzichtig, dan wordt het kind ook angstiger.’
‘Als kinderen jong angstig zijn, lopen ze meer risico om later angststoornissen te ontwikkelen. Er is al veel onderzoek gedaan naar risicofactoren voor het ontwikkelen van angst, maar nog weinig naar factoren die het risico op latere angst juist verkleinen. We hebben het begrip “uitdagend opvoedgedrag” bedacht en meetinstrumenten ontwikkeld om het te meten. We verwachtten dat meer uitdagend opvoedgedrag, vooral van vaders, leidt tot minder angst bij het kind.’
‘Ja. We deden onderzoek onder 122 gezinnen met hun eerste kind, waarbij we uitdagend opvoedgedrag en (over)beschermend opvoedgedrag, zowel van vaders als van moeders, observeerden toen hun kind één jaar en tweeëneenhalf jaar was. Vervolgens onderzochten we hoeveel last de kinderen hadden van angstsymptomen toen ze tweeëneenhalf en viereneenhalf jaar waren. Ook hadden we al toen de kinderen vier maanden en één jaar oud waren hun angstig temperament gemeten met observaties. Wat we zagen, is dat uitdagend opvoedgedrag, zowel door vaders als door moeders, bij álle kinderen minder angstig gedrag voorspelt twee jaar later. De invloed van uitdagend opvoedingsgedrag door vaders bleek echter het grootst. Om zeker weten dat uitdagend gedrag echt de oorzaak van de vermindering in angst is, is meer onderzoek nodig. Daarnaast vonden we aanwijzingen dat juist kinderen met een angstig temperament het meest profiteren van uitdagend opvoedgedrag van hun vader. Hun risico op latere angst nam het sterkst af als hun vader uitdagend opvoedgedrag vertoonde. ’
‘Dat komt zeker ook voor, en wat wij vonden is dat ouders voor elkaar kunnen compenseren. Als de ene ouder weinig uitdagend gedrag laat zien, loopt het kind toch minder risico op latere angst als de andere ouder wél uitdagend gedrag laat zien. Maar het effect van de vader is wel sterker.’
‘Het zou goed zijn als consultatiebureaus, hulpverleners et cetera ouders kunnen voorlichten over de positieve effecten van uitdagend opvoedgedrag, en dan vooral door de vader. Laat je kind maar “enge” dingen proberen zoals hoge klimrekken. En rem ook je partner niet af als die het kind uitdaagt.’