Faculteit der Rechtsgeleerdheid
29 februari 2024
De Nederlandse opsporingsautoriteiten krijgen inzicht in het geheime berichtenverkeer tussen criminelen dankzij de hack van versleutelde communicatiediensten. Zo komen ze erachter hoe drugsorganisaties te werk gaan. De vraag is wat criminelen nu gaan doen en of het de opsporingsdiensten lukt om in de toekomst wederom berichten te onderscheppen. Zonder communicatie kun je immers geen drugsorganisatie runnen. ‘Waar de Hollandse criminele netwerken nog rondjes met elkaar liepen, zijn het nu wereldwijde criminele organisaties die afhankelijk zijn van enige vorm van digitale communicatie’, zegt hoogleraar Sven Brinkhoff in Trouw.
Het Marengo-proces legt tevens de kwetsbaarheid van advocaten bloot, die soms onder grote druk staan van hun cliënten. Toch is het volgens Brinkhoff vooral belangrijk om ook compassie te hebben met advocaten die zware criminelen bijstaan. ‘Advocaten zijn een belangrijke pijler van de rechtsstaat, maar ze worden in dit soort zaken regelmatig gezien als lastig en weggezet als “maffiamaatje”. We moeten samen met advocaten kijken hoe we het voor hen veiliger kunnen maken, zodat ze minder kwetsbaar zijn. Verdachten en kroongetuigen hebben altijd een advocaat nodig.’
Het extreme geweld in de Marengo-zaak roept daarnaast de vraag op of het wel verantwoord is kroongetuigen in te zetten als criminelen vervolgens wraaknemen op onschuldige slachtoffers. Volgens Brinkhoff heeft de zaak rondom Taghi aangetoond dat de prijs momenteel te hoog is. Bij de NOS zegt hij dat de overheid zich erg kwetsbaar opstelt door met een kroongetuige in zee te gaan. Hij noemt de kroongetuigeregeling een ‘besmet opsporingsmiddel’, vanwege ‘de gevaren die kunnen ontstaan, maar ook vanwege het gedoe over de betrouwbaarheid van een kroongetuige’. Hij pleit er dan ook voor om op andere manieren bewijs te vergaren ‘die minder kwetsbaarheid oproepen’.
De officieren van justitie in het Marengo-proces houden vol dat uit niets blijkt dat financiële toezeggingen zijn gedaan aan kroongetuige Nabil B, maar Brinkhoff vindt die redenering nogal formalistisch. Volgens hem blijft het beeld bestaan dat kroongetuigen een financieel belang hebben bij het afleggen van verklaringen. ‘Dat voedt niet alleen het wantrouwen bij verdachten over de verklaringen van zo’n getuige’, zegt hij in NRC. ‘Het is ook een probleem voor de waarheidsvinding. Want hoe betrouwbaar is een verklaring van een kroongetuige als hij een financieel motief heeft? Als die twijfel in de toekomst niet wordt weggenomen door betere wetgeving, blijven er vragen komen over de geloofwaardigheid van kroongetuigen.’